Hemelvaart – weekgedachte 20 mei 2020

Morgen is het Hemelvaart. Het is een wat wonderlijk feest. Want waarom is het feest dat Jezus weg ging? En hoe moeten we ons dat eigenlijk voorstellen, dat Jezus werd opgenomen in de hemel?

Als iemand overlijdt, dan zeggen we wel eens dat hij is gaan ‘hemelen’. De dichter Michel van der Plas spreekt zo over de hemel in dit gedicht, geschreven na het sterven van zijn vader.

De engelen zijn naar hun hemel toe.
Misschien wel met mijn vader mee gegaan.
Ze hebben, ik weet niet waarom of hoe
mijn kaarsen in de wereld uitgedaan.

Al wat gewoon geweest was als zijn stem
en zo eenvoudig als een weesgegroet
werd een zwart gat waarin ik, zonder hem
mijn spraak verloor, mijn vrede en mijn moed.

Knielen werd staan en het gebogen hoofd
een opgeblazen zak vol wind en waan.
De lieve God waarin ik had geloofd
kreeg ondoorgrondelijke wolken aan,
woorden en wetten, zonden en berouw.
Toen was ik groot. Toen kende ik de kou.

(Bron: rubriek Geregeld van Rien van den Berg, Nederlands Dagblad, 16 mei 2020)

De levenservaring van de dichter verandert zijn geloof. Je kunt zeggen: hij is het verloren. Maar je kunt ook zeggen: zijn geloofd wordt doorleefder. We weten uit zijn verdere gedichten dat zijn geloof hem niet losliet. Hij bleef zich tot God richten.

Hoe hebben de leerlingen het ‘hemelen’ van Jezus ervaren? In de evangeliën kondigt Jezus vaak aan dat hij weg zal gaan, en dat maakt de leerlingen verdrietig. Maar in Lucas lezen we dat als het eenmaal zo ver is, er geen traan vloeit. Integendeel: Jezus werd opgenomen in de hemel en de leerlingen ‘keerden in grote vreugde terug naar Jeruzalem’. (Lucas 24:52) Het moet een doorleefde vreugde zijn geweest.

Dat is voorwaar een wonder.